Hoe werkt een letselschadezaak?

Letselschade kan ontstaan door een verkeersongeval, een bedrijfsongeval, door medische fouten of door een mishandeling waarbij het slachtoffer letsel oploopt. De vraag is dan altijd wie aansprakelijk is en waarvoor. De zaak waarover dit artikeltje gaat betrof een verkeersongeval, waarin de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2022 een uitspraak deed (ECLI:NL:RBROT:2022:2398).

Op 5 april 2019 stond een automobilist te wachten voor een rood verkeerslicht toen hij werd aangereden door een cementwagen (kop-staart botsing). De aanrijding had behalve de schade aan de auto nogal wat impact. De automobilist stelt als gevolg van het ongeval letsel te hebben opgelopen aan zijn nek, rug en linkerarm/schouder. Daarnaast heeft hij psychische klachten, hoofdpijn, concentratieverlies, verkeersangst en een verstoorde nachtrust. Daar komt ook nog bij dat hij slecht tegen licht kan. Voor al die klachten is de automobilist gezien door de huisarts, fysiotherapeut, psycholoog en medische specialisten in het ziekenhuis.

De erkenning van aansprakelijkheid door de verzekeraar is in zo’n geval geen probleem. Maar daarna begint vaak het getouwtrek over de zgn. causaliteit. Voor welke gevolgen van het ongeval is de verzekeraar aansprakelijk? Dat is vooral bij whiplashachtige klachten een probleem. Het kenmerkende van Whiplash Associated Disorder (WAD) letsel is namelijk, dat het niet met een Röntgenfoto of scan kan worden vastgesteld (in medisch jargon heet dat: geobjectiveerd).

Wat wel kan worden vastgesteld, is bijv. slijtage in de nek. Wat nogal eens voorkomt in dit soort zaken, is dat de verzekeraar op zoek gaat naar van men noemt een predispositie: zijn er in de medische informatie van het slachtoffer aanknopingspunten te vinden voor de stelling dat er al problemen waren met de nek vóór het ongeval? Dat speelt ook in deze zaak, zoals hierna zal blijken. Het komt ook nog regelmatig voor dat een verzekeraar de causaliteit ontkent omdat de klachten niet objectiveerbaar zijn. Dat gebeurt vooral als er geen logisch en samenhangend verhaal is en als de klachten niet erg voor de hand liggen.

Het moet dus gaan om een logisch, consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten. Daarbij is goede dossiervorming van groot belang. Het daarom sterk aan te raden om op tijd een advocaat in te schakelen, die dan alle medische informatie kan opvragen en een medisch adviseur kan inschakelen. Dat gebeurde in deze zaak ook. Het medisch advies van de zijde van het slachtoffer, van Medi Themis, is interessant, omdat het precies aangeeft wat nu eigenlijk whiplashtrauma is:

Bij een whiplashtrauma hebben plotselinge energetische krachten ingewerkt op de (hals)wervelkolom. Het acceleratie-deceleratie traumamechanisme treedt op bij (auto)ongevallen en met name bij aanrijdingen van achteren of van de zijkant. Het mechanisme resulteert in een, waarschijnlijk tijdelijke, beschadiging van de weke delen van de (hals)wervelkolom (“whiplash injury”) en kan een verscheidenheid aan klachten veroorzaken (hoofdpijn, rugpijn, nekpijn en zelfs cognitieve klachten).
De medisch adviseur oordeelde dat de rug- en nek schoudergordelklachten, die in aansluiting op het ongeval zijn ontstaan, verklaarbaar zijn vanuit het traumamechanisme.

De (medisch adviseur van de) verzekeraar dacht daar anders over en wilde maar een klein deel van de schade vergoeden. De automobilist daarentegen wilde vergoeding van zijn verlies aan verdiencapaciteit omdat hij door de klachten met zijn persoonlijke holding sinds het ongeval € 5.605,00 per maand had misgelopen, dat is netto € 4.540,05 per maand (verlies aan verdienvermogen als schadepost is niet belast en moet dus netto worden berekend) en over 11 maanden € 49.940,50. De overige schadeposten bestonden uit (niet verzekerde) medische kosten, huishoudelijke hulp, vervoer- en parkeerkosten, verhoogde economische kwetsbaarheid en smartengeld.

Partijen kwamen niet tot vaststelling van de (oorzaak van de) schade. In zo’n geval kan een zgn. deelgeschil worden opgestart (artikel 1019w Rv). Dit artikel geeft een persoon de mogelijkheid om de rechter te vragen een beslissing te menen over een deel van het geschil. De rechter lost niet het hele geschil op maar de knelpunten om te komen tot een vaststellingsovereenkomst. Het doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. Er kan een beslissing worden genomen over de aansprakelijkheid, de causaliteit, een (voorschot op) de schade en wat verder nodig is (aan bijv. medische onderzoeken) om te komen tot een vaststellingsovereenkomst. Ook over de kosten voor rechtsbijstand kan de rechter een uitspraak doen. Belangrijk om te weten bij dit soort zaken is, dat het dan gaat om de daadwerkelijke kosten (en niet, zoals in de meeste procedures, slechts om een kleine tegemoetkoming daarin).

Wat ook van belang is om te vermelden, is dat de rechter in een deelgeschil zoveel mogelijk ‘uitdrukkelijk en zonder voorbehoud’ oordeelt. Voorwaarde daarbij is wel, dat de rechter op basis van de stukken die in het dossier zitten, moet kunnen vaststellen of het slachtoffer een aanspraak heeft op schadevergoeding die de reeds betaalde voorschotten ruim overstijgt.

Voordat kan worden toegekomen aan de vraag of het slachtoffer schade heeft geleden, dient in de eerste plaats te worden beoordeeld: a. of bij het slachtoffer sprake is van klachten en b. of er causaal verband bestaat tussen het ongeval en de klachten. De bewijslast hiervan rust op het slachtoffer. Daarbij passen twee belangrijke nuanceringen. Het recht komt namelijk het slachtoffer in deze bewijslast te hulp als er sprake is van schending van een verkeers- of veiligheidsnorm of door bepaalde gedragingen van de andere partij een gevaar in het leven is geroepen dat zich heeft verwezenlijkt. In dat geval wordt er in beginsel vanuit gegaan dat de klachten (mits er een logisch verband is, dit wordt het zgn. conditio sine qua non-verband genoemd, voorwaarde zonder welke niet) een gevolg zijn van de schending van die normen of de gevaarzetting.

In dit geval ging het om het schenden van een verkeersnorm. De rechter overwoog als volgt:

In een zaak als de onderhavige mag echter aan het te leveren bewijs geen al te hoge eisen worden gesteld. Het ontbreken van een specifieke medische aantoonbare verklaring voor de klachten staat niet in de weg aan het oordeel dat het bewijs van het oorzakelijk verband geleverd is. Tot op zekere hoogte komt het immers voor risico van de aansprakelijke partij dat het slachtoffer van een verkeersongeval daardoor ook klachten kan ondervinden die zich slechts in beperkte mate lenen voor objectivering. Het gaat niet om medische maar om juridische causaliteit. Voor het aanwezig zijn van het juridisch causaal verband gaat het erom of de klachten als zodanig daadwerkelijk bestaan en dat die klachten mede gelet op de toedracht van het ongeval daaraan redelijkerwijs kunnen worden toegeschreven. Indien komt vast te staan dat het slachtoffer vóór het ongeval deze klachten niet had, de klachten op zich door het ongeval veroorzaakt kunnen worden en een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt, zal het bewijs van het oorzakelijk verband veelal geleverd zijn.
Om dit niet al te makkelijk te maken, is ‘enige objectivering van de – subjectieve – klachten’ wel vereist, aldus de rechtbank.

Enige objectivering van de – subjectieve – klachten is echter wel vereist. Daarvoor is noodzakelijk en voldoende dat bij zorgvuldige beoordeling van alle (medische) informatie kan worden vastgesteld dat bij [het slachtoffer] sprake is van een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten.
Juist op dat punt had de verzekeraar zijn pijlen gericht: het dossier was niet compleet. Volgens de verzekeraar was dat verwijtbaar en in strijd met de waarheidsplicht van artikel 21 Rv gedaan. In dat betoog volgt de rechter de verzekeraar niet. Deze had echter ook aangevoerd dat er in de behandelend sector ook geen medische afwijkingen als gevolg van het ongeval waren vastgesteld. Daarbij werd een andere troef uitgespeeld: het zou gaan om een low impact aanrijding. De verzekeraar stelde verder dat er sprake was van een predispositie bij de automobilist: “Wel is er sprake van slijtage van de nekwervelkolom en van stress, hetgeen alternatieve oorzaken zijn voor de door [het slachtoffer] gestelde klachten. Een juridisch causaal verband ontbreekt derhalve eveneens. Verder is [het slachtoffer] niet onder behandeling (geweest) van een psycholoog of psychiater zodat [de verzekeraar] betwist dat [het slachtoffer] daadwerkelijk psychische klachten heeft.”

Dit is een gevaarlijk en doeltreffend verweer als het dossier inderdaad hiaten vertoont. Dat was het geval. De rechtbank kon daarom niet anders dan oordelen, dat hoewel er stukken in het geding zijn gebracht ter onderbouwing van de door hem gestelde klachten, op dit moment niet kan worden vastgesteld dat deze klachten ook daadwerkelijk bij hem aanwezig zijn. “Er is geen rapport van een medisch deskundige (zoals een neuroloog) die op basis van eigen onderzoek in kaart heeft gebracht wat de klachten en beperkingen van de automobilist zijn. Een beoordeling of deze klachten en beperkingen het gevolg zijn van het ongeval, ontbreekt eveneens. Verder ontbreekt, zoals [de verzekeraar] terecht heeft aangevoerd, medische informatie van voor het ongeval zodat niet kan worden uitgesloten dat [het slachtoffer] voor het ongeval al bekend was met de door hem gestelde klachten.” Dit bracht met zich mee dat de rechtbank niet kon beoordelen in hoeverre de automobilist als gevolg van het ongeval beperkt was in zijn werkzaamheden in zijn eigen bedrijf. De rechtbank kon dus niet vaststellen dat deze een aanspraak had op schadevergoeding die het reeds door de verzekeraar betaalde voorschot oversteeg. Het verzoek tot betaling van een voorschot van € 15.000,00 werd dan ook afgewezen.

Betekent dit nu dat ‘de kous daarmee af is’? Dat is niet het geval. De rechtbank geeft uitdrukkelijk aan dat de automobilist alsnog aan de verzekeraar kan aantonen dat de door hem gestelde klachten wel degelijk bij hem aanwezig zijn en het gevolg zijn van het ongeval. Daarvoor is nadere medische informatie nodig: van de psycholoog, de revalidatiedeskundige en informatie van vóór het ongeval. De rechtbank benoemd bij dat laatste onderdeel ook specifiek wat nodig is: “… het ongeclausuleerde huisartsenjournaal inclusief medicatie en brieven van specialisten van twee jaar voor het ongeval.” Verder is nog van belang dat de verzekeraar daarbij heeft toegezegd een zgn. Delta-v onderzoek uit te (laten) voeren om duidelijkheid te verkrijgen over de impact van de aanrijding.

Hiermee kunnen partijen verder en kan hopelijk alsnog een vaststellingsovereenkomst worden afgesloten. En de kosten van de advocaat werden ook vergoed. Schroom dus niet om uw letselschadezaak voor te leggen aan ons. Van Loon advocaten, linker dan de rechter!