Huurder betaalt niet? Wat nu?

Op 26 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam drie vonnissen gewezen betreffende huurachterstanden, terug te vinden op www.rechtspraak.nl onder de nummers ECLI:NL:RBROT:2020:3208, 9 en 10.

Geen opzienbarende uitspraken, maar interessant omdat daarin kort en bondig wordt opgesomd wat er nu precies nodig is om te komen tot een gerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst, als er sprake is van huurachterstanden. Het betrof in alle drie de zaken de huur van woonruimte, maar de aard van het gehuurde (woonruimte, middenstandsbedrijfsruimte of overige bedrijfsruimte) maakt voor ons onderwerp in kwestie weinig verschil.

Wel van belang is, dat in alle drie de gevallen sprake van een achterstand in de betaling van de huurtermijnen van meer dan vier maanden en dat tevens de lopende huurtermijnen niet werden voldaan. De kantonrechter oordeelt als volgt:

De huurachterstand bedraagt meer dan vier maanden. Deze tekortkoming rechtvaardigt in beginsel de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst. Uit artikel 6:265 lid 1 BW volgt immers dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het is aan de tekortschietende partij om zich voldoende gemotiveerd op deze uitzondering te beroepen.

Bij de beoordeling of ontbinding naar de aard en betekenis van de tekortkoming gerechtvaardigd is, dient rekening gehouden te worden met alle omstandigheden van het geval. Hieronder worden ook omstandigheden gerekend die na de gestelde tekortkoming hebben plaatsgevonden (HR 22 augustus 1992, NJ 1992, 715, ECLI:NL:HR:1992:ZC0673). Van de zijde van gedaagde zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd op basis waarvan kan worden geoordeeld dat een dergelijke uitzonderingssituatie zich hier voordoet.

Onweersproken is dat de huurachterstand is ontstaan doordat gedaagde tijdelijk over onvoldoende financiële middelen beschikte om de huurtermijnen te betalen. Aangezien gedaagde ook de lopende huurtermijnen niet heeft betaald is de kantonrechter van oordeel dat er sprake is van een structurele wanprestatie van de zijde van gedaagde.

Hieruit volgt dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De vordering tot ontbinding en ontruiming zal om die reden worden toegewezen. De gevorderde huur/schadevergoeding is toewijsbaar vanaf 1 april 2020. De termijn voor ontruiming zal in redelijkheid worden gesteld op 14 dagen na de betekening van het vonnis.

Heeft u te maken met een huurder die bij voortduring niet betaalt, dan is het tijd om uw vorderingen aan ons uit handen te geven en een incassobureau in te schakelen! Het hoeft overigens niet gelijk te leiden toe ontbinding en ontruiming.

Van Loon advocaten, linker dan de rechter!

Uitbreiding van ons team

Ivo Zuidland is vanaf februari jl. onze incassoafdeling komen versterken. U heeft hem mogelijk al een keer aan de telefoon gehad en op de achtergrond is hij een aantal weken bezig geweest met het systeem en enkele klanten.

Met ruim 14 jaar ervaring bij een groot landelijk opererend gerechtsdeurwaarders en incassokantoor is hij op de hoogte van alle ins en outs voor wat betreft het gehele incassotraject van pre-incasso, buitengerechtelijke- en gerechtelijke incasso tot het gehele executietraject.

Ivo is een no-nonsense persoon die de taal van zowel de incasso-cliënten als de debiteuren spreekt. Wij wensen Ivo een prettige werktijd bij ons en vertrouwen erop dat hij snel zijn draai gevonden heeft in ons fantastische team.

Hoe zit dat nou met die verjaring?

Schikking tijdens een procedure vastleggen in een proces-verbaal van comparitie

In een procedure wordt er een comparitie gelast en u komt met de wederpartij tot overeenstemming en treft u een schikking met elkaar. Deze schikking legt u vast in een proces-verbaal. U verkrijgt hiermee een executoriale titel, welke netjes is voorzien van “in naam des konings” en uitgegeven voor grosse.

U gaat ervan uit dat u vervolgens een titel heeft die u (of wij als advocatenkantoor voor u) in principe minimaal 20 jaren kunt executeren. Een vonnis van een rechter heeft namelijk een verjaringstermijn van 20 jaren. En daar gaat het mis.

Recent heeft de Hoge Raad zich hierover uitgelaten (ECLI:NL:HR:2015:3423) en oordeelde als volgt:

“Indien tijdens een comparitie van partijen een schikking tot stand komt, wordt, wanneer een partij dat verlangd, een proces-verbaal opgemaakt. Hierin worden de verbintenissen die partijen als gevolg van die schikking op zich nemen vastgelegd. Hoewel de uitgifte van dit proces-verbaal geschiedt in executoriale vorm (art. 87 lid 3 RV), wordt daarin derhalve de overeenkomst van partijen vastgelegd.

Art. 3:306 e.v. BW regelen de verjaring van rechtsvorderingen. Deze verjaring is tevens bepalend voor de verjaring van de met die rechtsvorderingen verbonden executoriale titels, met uitzondering van het bepaalde in art 3:324 BW. Nu de in het proces-verbaal vastgelegde vordering een vordering uit overeenkomst is, geld daarvoor ingevolge art 3:307 lid 1 BW een verjaringstermijn van vijf jaar. De omstandigheid dat de vordering is vastgelegd in het proces-verbaal van de comparitie brengt niet met zich mee dat de verjaringstermijn van art 3:324 BW geldt. Dit omdat de vastlegging van een schikking in een proces-verbaal niet kan worden aangemerkt als een rechterlijke uitspraak.”

Als gevolg van deze uitlating verjaart het proces-verbaal reeds na het verstrijken van vijf jaren.

Inmiddels heeft de Rechtbank Rotterdam de bovenstaande overweging van de Hoge Raad overgenomen en toegepast in haar uitspraak (ECLI :NL:RBROT :2016:2394) .

Conclusie:

Voor een langere verjaringstermijn in wat grotere vorderingen, dus maar gewoon vonnis vragen.

mr H.G.J. Veldhuizen

Verjaard! Of toch niet….?

Binnen de incassobranche speelt het leerstuk van verjaring regelmatig een belangrijke rol. Het is namelijk zo dat als een geldvordering daadwerkelijk is verjaard, betaling van deze vordering (juridisch) niet meer kan worden afgedwongen. Een incassobureau inschakelen heeft dan niet meer het gewenste effect. De achterliggende gedachte van verjaring is bescherming: men moet niet na een lange periode nog geconfronteerd kunnen worden met oude claims en vorderingen. Aan de andere kant moet die bescherming niet doorslaan, waardoor er vele vorderingen niet meer juridisch kunnen worden afgedwongen.

Wanneer begint te verjaringstermijn te lopen?

De verjaringstermijn gaat lopen op het moment dat de vordering opeisbaar is. Bij een factuur lijkt het bepalen van de ‘startdatum’ van de verjaringstermijn eenvoudig te zijn, namelijk de vervaldatum. De situatie kan echter ingewikkelder worden, in het geval de schuldenaar betwist dat hij de factuur heeft ontvangen of ontkent dat hij ooit aanmaningen of ingebrekestellingen heeft ontvangen. Dat is een situatie die in de praktijk met regelmaat voorkomt en zeker binnen de incassobranche. Wij proberen dan ook altijd zo snel mogelijk in contact te komen met de desbetreffende debiteur. Dit om zo de ontvangst van zowel onze brieven als die van onze klant bevestigd te krijgen.

Een groot misverstand is dat een geldvordering altijd na 5 jaar per definitie is verjaard. Een vorderingsrecht, hetgeen in deze blog centraal staat, is namelijk pas verjaard, nadat de schuldenaar hierop na vijf jaar zelf een beroep heeft gedaan. De rechter mag verjaring dus niet ambtshalve toepassen (art. 3:222 BW). Na een geslaagd beroep op verjaring, verjaart alleen de rechtsvordering. Dat betekent dat een vordering niet meer met succes via een gerechtelijke procedure kan worden ingesteld. Wat er overblijft is een natuurlijk verbintenis (art. 6:3 e.v. BW). Dat houdt in dat de schuldenaar die na verjaring alsnog aan zijn betalingsverplichting voldoet, dit niet onverschuldigd doet.

Mocht er na een gerechtelijke procedure een vonnis volgen, heeft de schuldeiser weer te maken met een verjaringstermijn van 20 jaar, terwijl als er tijdens een zitting een schikking wordt getroffen, deze schikking wordt vastgelegd in een proces-verbaal. De verjaringstermijn van een proces-verbaal is, anders dan een vonnis, 5 jaar (meer informatie over verjaring bij een proces-verbaal zie hier).

Het is daarom altijd belangrijk om goed te weten wat voor soort vordering je als schuldeiser in handen hebt.

Stuiting van verjaring

Zijn bovengenoemde termijnen altijd zoals ze lijken te zijn? Uiteraard niet, we hebben namelijk te maken met het recht, hetgeen automatisch duidt op mogelijke uitzonderingen. De verjaring kan namelijk worden gestuit, zie art. 3: 316 e.v. BW. Stuiting betekent dat binnen de verjaringstermijn, de schuldeiser een schriftelijke aanmaning of schriftelijke mededeling moet verzenden, waarin de schuldeiser zich ‘ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt’, aldus artikel 3:317 lid 1 BW. Dat betekent dat uit deze brief duidelijk moet blijken dat de schuldeiser alsnog betaling verlangt van zijn of haar vordering. Op dat moment begint een nieuwe (zelfde) verjaringstermijn te lopen. Echter, ook hier geldt een uitzondering en die heeft betrekking op het stuiten van een vonnis welke voortvloeit uit een vonnis. Indien de verjaringstermijn van 20 jaar (van een vonnis), vlak voor het einde van de 20 jaar wordt gestuit, gaat een nieuwe termijn van slechts 5 jaar lopen.

Conclusie

Het is dus mogelijk dat een vordering nooit verjaart (zo lang je als schuldeiser maar scherp bent)!

Wat nou als je als schuldeiser niet weet waar de schuldenaar zich bevindt? Houdt het dan op? Je kunt namelijk geen schriftelijke aanmaning of schriftelijke mededeling verzenden. Daar is gelukkig wel wat op gevonden, de verjaring is dan alsnog te stuiten door openbaar een advertentie te plaatsen in een regionaal of landelijk dagblad. Nadeel: behoorlijk prijzig.

 

mr H.G.J. Veldhuizen

Gesjoemel met de derdenrekening, hoe veilig staat uw geld bij uw incassobureau?

In mei 2014 hebben we het al eens gehad over de reputatie van de incassobranche en is gebleken de ene incasso advocaat het andere niet is. Verder was de conclusie dat bepaalde cowboys helaas de gehele branche in diskrediet brengen. De voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Incasso- ondernemingen (NVI) Jet Creemers heeft zich hier destijds ook over uitgelaten en gaf aan dat het gebrek aan controle op het gedrag van incassobureaus leidde tot excessen bij het innen van vorderingen, zoals intimidatie en bedreiging.

Naast de wijze waarop bepaalde incassobureaus en deurwaarders vorderingen proberen te incasseren, zijn er tal van andere punten waar je een goed incassobureau en/of deurwaarder aan kan herkennen.

Zeer recent meldde de Telegraaf bijvoorbeeld dat het gerenommeerde Incasso- en Gerechtsdeurwaarderskantoor BSR, met vestigingen in Den Haag en Rotterdam, de salarissen van zijn 75 medewerkers niet meer kan betalen. ‘Incassogigant op zwart zaad’ luidt de titel. BSR behoort tot de top-10 van Nederlandse deurwaarderskantoren, maar blijkt van geïncasseerd geld gebruik te hebben gemaakt ten eigen nutte.

Geld wat schuldenaars hebben betaald en toekomt aan de klanten van BSR. Er is sprake van een ‘bewaringstekort’ bij BSR. Dit wordt als een doodzonde beschouwd binnen de incassobranche. Het betreft een tekort van naar verluidt drie miljoen euro op de kwaliteitsrekening. Een bedrag dat niet zomaar kan worden aangezuiverd. De deurwaarders zijn voor zes maanden geschorst en zullen zeer waarschijnlijk privé aansprakelijk worden gesteld. Een faillissement dreigt. Vaak is niet alles wat het lijkt!

Een aparte stichting voor het derdengeld?

Hoe heeft BSR zo lang en zoveel met geld van anderen kunnen handelen? Een vraag welke zeer waarschijnlijk nog moet worden beantwoord. Dit zal gaan blijken uit het inmiddels ingestelde onderzoek van het Bureau Financieel Toezicht (BFT). BSR maakte wel degelijk gebruik van een derdenrekening. Wat is een derdenrekening precies is? Een derdengeldenrekening kan worden aangevraagd door een notaris, gerechtsdeurwaarder en een advocaat.

Advocaten zijn zelfs verplicht conform de boekhoudverordening van de Orde van Advocaten een aparte Stichting Derdengelden te hebben om het derdengeld te beheren. Daarmee is de Stichting een andere juridische entiteit dan het kantoor zelf en kan vermenging van vermogens theoretisch niet plaatsvinden. Bij de andere beroepsgroepen wordt er vaak geen aparte stichting opgericht, maar valt het onder het kantoor zelf en beheren zij zelf de kwaliteitsrekening.

Het geld op deze bankrekening mag niet door één van deze groepen worden gebruikt voor andere doeleinden, want het eigen vermogen wordt op deze manier juist gescheiden van het geld van derden. Een derdengeldenrekening is dus in principe een reguliere bankrekening waarop gelden van derden worden gestort. Blijkbaar heeft BSR zich hier niet aan gehouden. De controles van derdenrekeningen variëren in de praktijk nogal.

Het zal uw geld maar zijn

Stelt u zich eens voor dat u denkt dat uw geld veilig op een rekening staat en ineens blijkt dat het geld u niet gaat toekomen. Voor Van Loon Incasso Advocaten is een kwestie als deze ondenkbaar. Wij werken namelijk met een Stichting Beheer Derdengelden, zodat uw geld veilig bij ons staat zonder dat er iemand (waaronder wijzelf) aan kan komen, behoudens expliciete instemming van een externe accountant.

Er wordt gewerkt met een zogenaamde tweehandtekeningenvereiste van een externe accountant. Hoe hoog de vordering ook, uw geld staat gegarandeerd altijd veilig. Eén van de grote voordelen van het feit dat wij een advocatenkantoor zijn. De eerder genoemde cowboys doen dit niet of niet juist, waardoor de incassobranche helaas vaak negatief in het nieuws komt. Controleer daarom altijd of uw incassobureau en/of deurwaarderskantoor een aparte Stichting met een tweehandtekeningenvereiste met een onafhankelijke derde hanteert. Enkel dan weet u zeker dat uw geld veilig staat.

Van Loon Incasso Advocaten levert niet enkel veel kwaliteit, maar is bovendien veilig. Nimmer zal er een euro uitgaan met een onjuiste bestemming. Wij zijn immers niet zomaar een no cure no pay incassobureau, wij zijn een gerespecteerd advocatenkantoor.

Betrouwbaar incassobureau met uitstekende dienstverlening

Bent u op zoek naar een betrouwbaar en klantvriendelijk incasso advocaat? Dan is Van Loon Incasso Advocaten een terechte keuze. Al sinds 1975 zijn wij als advocatenkantoor gevestigd in Veenendaal. Door de jaren heen hebben we dankzij onze uitgebreide kennis en kunde een goede reputatie opgebouwd. Van Loon Incasso Advocaten onderscheidt zich door een sterke combinatie van een professioneel team, een doordachte aanpak, intensief klantcontact, hoge kwaliteit en betrokkenheid. Bovendien werken we volgens het ‘no cure, no pay‘ principe. We verhalen eventuele kosten op de debiteur, zodat u profiteert van kosteloze dienstverlening.

Incassobureau met landelijke dekking

Waar in Nederland uw debiteur zich ook bevindt, dankzij de landelijke dekking van ons incassobureau kunt u voor al uw incassozaken bij ons terecht. U heeft te allen tijde goed inzicht in het traject, dankzij de uitstekende communicatie via diverse kanalen. Met onze geavanceerde incassostrategie weten we zeer goede resultaten te behalen. Dankzij deze kwaliteiten zijn we inmiddels het vaste incassobureau van kleine en grote commerciële bedrijven, van non-profit organisaties en zelfs van overheden. Voor allerlei soorten organisaties hebben we het incassotraject tot een goed einde gebracht. Van Loon Incasso Advocaten staat altijd en overal voor u klaar, bijvoorbeeld in Veenendaal, Rhenen, Bennekom, Tiel, Barneveld, LunterenEde, NijkerkWageningen, Amersfoort, Utrecht, Renkum, Nijmegen en Arnhem.

Schulden opkopen? Handel in vorderingen?

Schulden opkopen? Handel in vorderingen?

De laatste tijd is het bijna dagelijks in de media dat schulden worden verkocht aan incassobureaus en andere partijen.

Wij vragen ons hardop af wat het nut daarvan is.

U heeft een dienst of een product geleverd of heeft werkzaamheden verricht en u heeft daar een factuur voor uitgeschreven. Deze factuur dient aan u te worden voldaan, maar de betaling blijft uit. Waarom zou u dan genoegen nemen met betaling van slechts een fractie van het factuurbedrag, waarna een ander bedrijf de volledige factuur (verhoogd met rente !) weet te incasseren?

Indien het u enkel om het voorkomen van de rompslomp gaat; deze nemen wij u graag uit handen. U dient uw vordering simpel online bij ons in en wij doen het verdere werk. U heeft gewoon recht op betaling van de volledige factuur en vervallen rente en niemand anders. Schakel een incassobureau in om te krijgen waar u recht op hebt.

Natuurlijk is “snel geld” prettig, maar daarmee doet u zichzelf op de langere termijn heel veel tekort. Cashflow is belangrijk, maar het voortbestaan op de langere termijn van hetgeen u opgebouwd heeft is zeker zo belangrijk.

No cure no pay incasso met een slagingspercentage van rond de 90%. De incasso waar u recht op heeft kost u helemaal niets, dus waarom genoegen nemen met betaling van slechts een klein gedeelte van het factuurbedrag?

Of u schrijft met de verkoop van uw vordering tot wel 90% af, of u schrijft op uw hele debiteurenportefeuille slechts 10% af, waarvan zelfs een deel wordt gedekt door de rente, welke op de geïncasseerde vorderingen voor u wordt ontvangen. Van Loon Incasso Advocaten weet het wel!

Neem geen genoegen met minder, ga voor kosteloze en volledige incasso! U heeft er recht op!

Het ligt voor het grijpen, en toch pakken we het niet op

Veel ondernemers hebben de afgelopen jaren behoorlijk geklaagd. Was het terecht? Ja, vaak wel. Economisch gezien hebben we barre tijden achter de rug. Voor menig bedrijf is het ronduit moeilijk geweest het hoofd boven water te houden. Maar mogen we dan alles maar afschuiven op een haperende economie? Dat zou te gemakkelijk zijn vinden wij als no cure no pay incassobureau. Hebben we ook kritisch genoeg naar onszelf gekeken? De meesten vinden van wel. En deels zal dat zeker kloppen. Wij van Van Loon Incasso Advocaten wil daar toch graag een nuance in aanbrengen. Wij stellen namelijk dat ondernemers nog steeds te vaak geld laten liggen, terwijl het gewoon voor het grijpen ligt, en dat zonder kosten (gratis dus!).

www.incassoadvocaten.nl

Bij Van Loon Incasso Advocaten fronsen we regelmatig onze wenkbrauwen. Wij zien en horen regelmatig dat schuldeisers snel afhaken op het moment dat de debiteur weigert een rekening te betalen. Natuurlijk is elk geval verschillend en kan niet per definitie worden gesteld dat elke schuldeiser de situatie niet correct inschat. Maar als Van Loon Incasso Advocaten deze berichtgevingen spiegelt aan haar eigen slagingspercentage in dit soort zaken, is het overduidelijk dat ondernemers de openstaande facturen te snel als oninbaar verklaren. Blijkbaar heeft men geen trek in het versturen van aanmaningen, het nabellen van debiteuren en alles wat erbij komt kijken. Men vindt schijnbaar dat het te veel tijd kost en het negatieve energie oplevert. Wij doen het graag voor u, zonder dat het u iets kost!

Dat laatste kan niet worden ontkend. Het is absoluut geen pretje om je werkdag te beginnen met het benaderen van debiteuren om vervolgens wéér te horen dat het openstaande zojuist is overgemaakt. Toch zouden veel ondernemers spoorslags anders gaan denken, als men hoort dat Van Loon Incasso Advocaten een slagingspercentage van 92 procent (!) realiseert. Waarom lukt het de één wel en de ander niet om zo’n hoog slagingspercentage te bewerkstelligen? Lyon Veldhuizen van Van Loon Incasso Advocaten kent hierover geen twijfels en laat weten: “Debiteuren en wanbetalers schrikken niet meer van een brief van zomaar een willekeurig incassobureau. Maar zeg nu zelf, als je als debiteur drie incassobrieven ontvangt, één van jan Janssen Incassobureau, één van het deurwaarderskantoor en één van Van Loon Incasso Advocaten, welke betaal je als eerste? In onze organisatie kennen we de kracht van ons briefpapier en werken we met specialisten op het gebied van incasso’s met tal van bevoegdheden en kennis die een regulier incassobureau of deurwaarderskantoor niet heeft. Wij blaffen niet alleen, maar bijten zo nodig ook, en dan ook nog zo hard als de wet ons toelaat en onze opdrachtgever wenselijk acht.”

Bij Van Loon Incasso Advocaten weet men dus wat het succes is achter dit hoge slagingspercentage. Toch blijft de verwondering groot. Zelfs dusdanig dat men benieuwd is naar de reacties van ondernemers die in het verleden te snel een vordering hebben afgeschreven. Waarom is men afgehaakt? En wat was de angst? Van Loon Incasso Advocaten is ervan overtuigd dat ondernemers en bedrijven een omslag moeten maken in hun manier van denken. De mogelijkheden zijn er. Want blijkbaar bij het inschakelen van de juiste specialist gaan 9 van de 10 debiteuren en wanbetalers alsnog overstag en betalen zij dus toch de openstaande factuur. Het is een kans die men niet mag laten liggen en dat op basis van No Cure No Pay! Kortom geen risico voor de opdrachtgever. Wat weerhoudt u?

mr H.G.J. Veldhuizen

Wettelijke handelsrente van toepassing bij een geldlening?

Op 1 december 2002 is in Nederland de wettelijke handelsrente ingevoerd. Een wijziging welke voor velen, maar zeker voor een incassobureau enorm van belang is. Deze (hogere) rente is ingevoerd voor professionele partijen om bedrijven te prikkelen om sneller tot betaling van openstaande facturen over te gaan. Tevens is de wettelijke handelsrente meteen na afloop van de betalingstermijn verschuldigd, zonder dat de schuldenaar in verzuim hoeft te zijn. Dat zijn voordelen voor de schuldeiser. Als incassobureau dien je op de hoogte te zien van zulke feiten. Het levert namelijk financiële voordelen op voor de schuldeiser.

De wettelijke handelsrente (art. 6:119a BW) is van toepassing op handelsovereenkomsten. Daaronder wordt verstaan een overeenkomst om baat die één of meer van de partijen verplicht iets te geven of te doen en die tot stand is gekomen tussen één of meer natuurlijke personen die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf of rechtspersonen (het hoedanigheidsvereiste). De meest gebruikelijke en voorkomende situatie is dat de koper de wettelijke handelsrente verschuldigd is indien hij de koopprijs (factuur) te laat voldoet. Dit zijn de situaties die bij een incassobureau het meest voorkomen en iedereen zich kan voorstellen.

Geen factuur?

Als er sprake is van een factuur, dan is het over het algemeen duidelijk (ook voor een incassobureau), maar hoe zit het met situaties waarbij er geen sprake is van een factuur? Er is dan namelijk geen duidelijke factuur en/of vervaldatum afgesproken. Is wederpartij dan wel wettelijke handelsrente verschuldigd en zo ja, vanaf wanneer dan? De parlementaire geschiedenis heeft inmiddels geleid tot rechterlijke uitspraken, waarbij de vordering tot betaling van wettelijke handelsrente zowel werd afgewezen omdat er geen factuur was uitgereikt. De Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2016:339) heeft zich op 26 februari 2016 uitgelaten inzake het vraagstuk of een factuur een vereiste is voor het kunnen vorderen van wettelijke handelsrente:

“Art. 6:119a lid 2 BW bevat een regeling omtrent de ingangsdatum van de wettelijke handelsrente, indien geen uiterste dag van betaling is overeengekomen en sprake is van ontvangst van een factuur door de schuldenaar (in één van de daar onder a-c omschreven situaties). Deze regeling is gegeven ter omzetting van Richtlijn 2000/35/EG (inmiddels vervangen door Richtlijn 2011/7/EU) betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties. Art. 3 lid 1, aanhef en onder b, aanhef en onder i, van Richtlijn 2000/35/EG bepaalt dat lidstaten ervoor zorgen dat, indien er in de overeenkomst geen datum of termijn voor betaling is vastgesteld, automatisch zonder aanmaning interest is verschuldigd 30 dagen NA de ontvangst door de schuldenaar van de factuur of een gelijkwaardig verzoek tot betaling. In dezelfde bepaling zijn onder b, aanhef en onder ii-iv, situaties omschreven waarin de ingangsdatum van de termijn van 30 dagen mede wordt bepaald door andere omstandigheden.
(…) Blijkens de parlementaire geschiedenis is bij de totstandkoming van art. 6:119a lid 2 BW aangenomen dat in Nederland steeds met facturen wordt gewerkt en daarom kon worden volstaan met verwijzing in deze bepaling naar de ontvangst van een factuur (Kamerstukken II 2001-2002, 28 239, nr. 3, p. 9). Nu volledige omzetting van de richtlijn is beoogd en de parlementaire geschiedenis geen aanknopingspunt bevat om aan te nemen dat is bedoeld art. 6:119a lid 2 BW niet van toepassing te doen zijn indien in voorkomend geval geen gebruik wordt gemaakt van een factuur, maar van een gelijkwaardig verzoek tot betaling, moet worden aangenomen dat de regeling van art. 6:119a lid 2 BW ook laatstgenoemd geval bestrijkt. Dit betekent dat in een geval waarin geen uiterste dag van betaling is overeengekomen en geen sprake is van ontvangst van een factuur, maar wel van een gelijkwaardig verzoek tot betaling, de ingangsdatum van de wettelijke handelsrente steeds moet worden bepaald aan de hand van dat artikel. (…)

Geconcludeerd kan dus worden dat het ontbreken van een factuur niet meebrengt dat geen sprake is van een handelsovereenkomst.

NB. In deze zaak werd overigens bepaald dat een ingebrekestelling een met een factuur vergelijkbaar betalingsverzoek kan worden beschouwd. Dit hangt dan wel van de omstandigheden van het geval af.

Ook van toepassing op een geldlening?

Als een factuur geen vereiste is voor het kunnen vorderen van wettelijke handelsrente, kan deze dan ook worden gevorderd bij een geldlening? De wettelijke handelsrente is namelijk vaak fors hoger dan de reguliere gehanteerde rente.

De rechtbank Haarlem volgt ten aanzien van een geldlening de volgende redenering. Zij stelde in 2010 (LJN BN0222) dat de richtlijn niet strekt tot regulering van ‘interest betreffende andere betalingen’. Op die grond zouden geldleningovereenkomsten buiten de werkingssfeer van de wettelijke handelsrente vallen. Ook de rechtbank Utrecht (LJN BG5388) vond dat een geldlening geen recht geeft op wettelijke handelsrente. Zij stelde allereerst dat ‘het bij een geldleningsovereenkomst niet gaat om een overeenkomst tot het leveren van goederen of diensten tegen betaling’.

Een bijzonder standpunt van de rechtbank Utrecht, want dit lijkt haaks te staan op het standpunt van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zij heeft namelijk in 1998 reeds uitgemaakt (HvJ EG 17 maart 98 C-45/96, Jur. 1998, I1199 (r.o. 18) dat kredietverlening wel een dienst is.
tevens is de kredietovereenkomst een overeenkomst om baat waarbij twee partijen zich verplichten om iets te geven: de ene partij verschaft het geld en de andere partij dient rente te betalen en het geld op termijn terug te geven. Aan de wettelijke definitie van handelsovereenkomst wordt ook voldaan (behalve de hoedanigheidseis).

Ook stelt de rechtbank Utrecht dat zowel uit de tekst van art. 6:119a BW en de wetsgeschiedenis volgt dat de wetgever het begrip handelstransactie heeft verbonden aan die handelstransacties waarvoor een factuur moet worden uitgereikt. Nu dat bij een geldlening niet het geval is, is de bepaling over de wettelijke handelsrente niet van toepassing volgens de rechtbank en dient de gevorderde wettelijke handelsrente te worden afgewezen. Door het arrest van de Hoge Raad kan ook deze overweging de prullenbak in.

Er lijken dus wel degelijk sterke openingen te zijn om wettelijke handelsrente te hanteren bij kredietovereenkomsten. Mocht dat inderdaad gaan gebeuren, dan benoemen critici in ieder geval één nadelig gevolg, namelijk: de bedoeling van de eerder genoemde richtlijn is om de positie van het midden- en kleinbedrijf te verbeteren, maar in het geval er inderdaad wettelijke handelsrente mag worden gevorderd bij kredietovereenkomsten, kan het de positie van dit segment verslechteren, indien men haar (financiële) verplichtingen niet zou nakomen en of we dat moeten willen?

Het wachten is nu op de eerste zaken….

mr H.G.J. Veldhuizen

Incasso onmogelijk, dan maar gijzelen!

Incasso onmogelijk, dan maar gijzelen!

In een beschaafd land als Nederland heeft de rechter in geschillen het laatste woord. Als partijen er niet meer uit komen, moet de zaak aan de rechter worden voorgelegd en die beslist. Is de uitspraak (na evt. hoger beroep of cassatie) eenmaal onherroepelijk, dan moet die nageleefd worden. Zo niet, dan verschijnt de deurwaarder ten tonele en wordt beslag gelegd op de bezittingen van de schuldenaar. Als dan nog niet wordt betaald, kunnen die bezittingen vervolgens openbaar worden verkocht.

Zo gaat dat bij geldvorderingen. Tenminste, als er wat is waarop de deurwaarder beslag kan leggen. In veel gevallen is dat niet zo. Nadat diverse beslagen zijn gelegd, blijkt bijv. dat uw debiteur in een leaseauto rijdt, dat alle inboedel op naam staat van zijn partner (hij is niet getrouwd of er zijn huwelijkse voorwaarden) en dat hij bij de bank gebruik maakt van kredietruimte en geen positief saldo heeft. Staat u met lege handen of is er nog een laatste optie? Wat kunt u nu nog doen?

U mag in ieder geval niet over gaan tot eigenrichting, dus het recht in eigen hand nemen. Laat staan dat u uw debiteur mag ontvoeren of hem het geld met geweld afpersen. Dat zijn strafbare feiten die ten strengste verboden zijn. Toch heeft de wetgever voor zo’n situatie een laatste drukmiddel in het leven geroepen dat associaties oproept met ontvoering en afpersing: de tenuitvoerlegging bij lijfsdwang, ook wel gijzeling genoemd, art. 585 en verder Rv. Dus toch een vorm van eigenrichting? Nee, want alleen de Kort Geding-rechter kan dit dwangmiddel opleggen en het kan slechts uitgevoerd worden door de krachtige arm van politie en justitie: uw schuldenaar wordt in hechtenis genomen en belandt in het gevang.

Dit kan zeker niet in alle gevallen, sterker nog, dit drukmiddel is nu juist niet bedoeld voor geldvorderingen. De gedachte daarachter is, dat voor dergelijke vorderingen verhaal moet worden gezocht in de vermogenssfeer. Voor de enkele onwilligheid om te betalen, moet iemand in principe niet gegijzeld kunnen worden. Er zijn echter enkele uitzonderingen. Als het gaat om de verplichting tot betaling van een geldsom aan een derde, waarbij u belang heeft (bijv. betalingen aan de bank op een schuld waarvoor u aansprakelijk bent), dan kan de wederpartij die dit nalaat daarvoor ook gegijzeld worden. En verder heeft de wetgever voor alimentatieverplichtingen uitdrukkelijk bepaald dat gijzeling mogelijk is. Men had daarbij vooral de alimentatieplichtige op het oog die zich aan geregelde arbeid onttrok, telkens van werkgever wisselde om aan loonbeslag te ontkomen of een eigen onderneming voerde met behulp van kredietruimte van de bank (waarop geen beslag gelegd kan worden) en/of aanwezige vermogensbestanddelen op naam van derden zette.

Iemand met dergelijke schulden kan in gijzeling worden genomen. Daarvoor is dan naast voldoende belang nog wel vereist dat aannemelijk is geworden dat de toepassing van een ander dwangmiddel (zoals beslag) onvoldoende uitkomst biedt en dat het voor de schuldenaar niet onmogelijk is om te betalen (het moet dus gaan om een onwillige debiteur). Een voorbeeld van een dergelijke zaak vindt u in de uitspraak van het Hof ’s-Hertogenbosch van 19-8-2014, https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2014:2822

Heeft u op iemand een vordering tot een doen of nalaten (anders dan het rechtstreeks aan u betalen van een geldsom) of tot betaling van alimentatie en heeft beslag leggen niets opgeleverd terwijl uw debiteur (aantoonbaar!) wel de nodige middelen heeft om vrolijk verder te gaan, dan is het tijd voor een Kort Geding met de inzet om hem te gijzelen. Wij zijn u daarbij graag van dienst!